Voor wie is dit van belang?
Als je vermogen hebt óf in de afgelopen (vanaf 2017) hebt gehad want er zijn nogal wat ontwikkelingen geweest over de belastingheffing over dit vermogen.
Wat zou je moeten of kunnen doen:
- Voor aanslagen 2017 – 2020: je hoeft NIET in actie te komen;
- Voor aanslagen 2021 en 2022: controleer de aanslagen en maak bezwaar indien nodig;
- Voor je vermogen per 1 januari 2023: beoordeel de samenstelling van je vermogen én verander dit – als dit handig is – nu nog in december 2022.
In de eerste onderdelen beschrijf ik hoe het systeem was, waarom het een probleem werd en dat de hoogste rechter de regels opzij heeft gezet.
Als je alleen wilt weten wat er voor de toekomst gaat gelden én of je NU nog in actie moet komen, lees dan vanaf punt 9.
1. Hoe wordt je inkomen uit vermogen belast?
Met ingang van 2001 wordt het inkomen bepaald op grond van de veronderstelling dat ieder over zijn vermogen een rendement behaalt van 4%. Dit rendement kan ieder over een langere periode behalen zonder veel risico te lopen, was toen de opvatting1. Dat rendement is dan het inkomen uit je vermogen en wordt belast tegen een tarief van 30%.
Belangrijk daarbij was dat vooral vanwege de lage de lage rente op spaargelden het systeem toen al knelde. Er zijn hierover al rechtszaken geweest, maar de Hoge Raad2 heeft in 2016 beslist dat dit systeem wel redelijk is, tenzij iemand wordt geconfronteerd met een buitensporige zware last.
In de praktijk bleek dat zo’n buitensporig zware last vrijwel nooit voorkwam. Als iemand naast de beleggingen of spaargeld, voldoende inkomsten had, of zelfs voldoende vermogen, dan was er geen sprake van een buitensporige last.
Maar ik merk op dat de Hoge Raad toen wel heeft opgemerkt dat van de wetgever mag worden verlangd dat een forfaitair stelsel, waaraan een zekere ruwheid inherent is, zodanig wordt vormgegeven dat daarmee wordt beoogd de werkelijkheid te benaderen.3
2. Aanpassing systeem Box III in 2017
In 2017 is de oude regeling vervangen door een verfijnder systeem, namelijk door het inkomen te bepalen aan de hand van een beleggingsmix van 2 soorten vermogens: “sparen” én “beleggen”. Het rendement van “sparen” was laag en het rendement van “beleggen” was hoger. Naarmate het vermogen groter is, wordt het vermogen voor een groter deel geacht te zijn “belegd”. In dit systeem wordt vanaf 2017 de heffing hoger naarmate het vermogen groter is.
Dit systeem houdt geen rekening met de daadwerkelijke verdeling van het vermogen én ook niet over de feitelijke inkomsten.
3. Wat is het probleem van dit nieuwe systeem?
Het probleem met dit systeem blijkt het duidelijkst in de situatie (die vast voor veel Nederlanders geldt) dat je hoofdzakelijk geld spaart op een bankrekening waarop je weinig rente ontvangt. Je kreeg veelal nog minder dan 1% rente op je spaarrekening, terwijl je er wel 1,2% over moest betalen. Je ging er op achteruit (inflatie nog niet eens meegerekend)!
Deze situatie is door een belastingplichtige aan de Hoge Raad voorgelegd, omdat het wel erg oneerlijk werd. In die situatie had de belastingplichtige een vermogen van bijna € 1 miljoen, waarvan het grootste deel (€ 800.00) op een bankspaarrekening stond. Feitelijk behaalde hij een rendement van € 6.600 terwijl hij € 12.000 aan Box III heffing moest betalen.
4. Is het systeem vanaf 2017 wel goed? – Kerstarrest
De Hoge Raad4 heeft over deze vraag in het Kerstarrest geoordeeld. Zij beslist dat deze forfaitaire samenstelling van het vermogen in strijd komt met de proportionaliteit. Er is geen redelijke verhouding tussen de belangen van de wetgever en de ongelijkheid die veroorzaakt is door die regels van de vermogensmix.
De Hoge Raad bepaalde dat de heffing moest plaats vinden over het daadwerkelijke inkomen uit het vermogen. En de Hoge Raad besliste dat zij zelf in het voorgelegde geval voor die belastingplichtige kon bepalen hoeveel belasting verschuldigd was.
5. Hoe heeft het kabinet hierop gereageerd?
Maar de Hoge Raad kan natuurlijk niet voor alle andere belastingplichtigen beslissen, dus moest het kabinet in actie komen. Zij heeft moeten beslissen hoe de belastingregels:
- Voor het verleden – de oude zaken
- Het heden – de lopende zaken
- De toekomst – voor de nieuwe jaren vanaf 2023 toegepast moeten gaan worden.
6. Het verleden – Rechtsherstel
Het kabinet heeft gekozen om de mogelijkheid te geven tot Rechtsherstel: zij heeft een nieuwe berekening bedacht, waarbij wordt uitgegaan van het werkelijk aangehouden spaargeld, beleggingen en schulden. Voor deze categorieën bepaalt de belastingdienst forfaitaire rendementen. Hierdoor sluit de nieuwe berekening beter aan bij het werkelijk behaalde rendement.
Dit Rechtsherstel mag ieder kiezen die dit wil. Maar als de wettelijke regeling beter is, mag je ook die gebruiken.
Het Rechtsherstel is gunstig voor ieder die vermogen heeft dat grotendeels uit (laag renderende) spaarrekeningen heeft. Maar als het vermogen voornamelijk uit onroerend goed of beleggingen (aandelen-obligaties) bestaat, is (waarschijnlijk) de wettelijke regeling beter.
Het rechtsherstel geldt voor alle belastingplichtigen van wie de aanslag over 2017-2020 nog niet onherroepelijk vaststond ten tijde van het Kerstarrest.
7. Moet je voor het verleden nog in actie komen?
In eerste instantie had het kabinet besloten dat alleen personen die al bezwaar hebben gemaakt, nog Rechtsherstel kunnen inroepen. Maar is dat wel eerlijk, nu de Hoge Raad toch eigenlijk heeft gezegd dat het systeem niet goed is? Dan zou dat toch eigenlijk voor iedereen moeten gelden.
Heb je wel een recht om die oude aanslagen “open te breken”? Ja, er bestaat een regeling die inhoudt dat je nog bezwaar kunt maken tegen aanslagen van de afgelopen 5 jaren, ook al zijn die al definitief. Dat heet ambtshalve bezwaar. Daarvan wilden veel belastingplichtigen gebruik maken, nadat het Kerstarrest bekend was geworden.
Maar de belastingdienst vond dat er geen ambtshalve bezwaar mogelijk is omdat het Kerstarrest nieuwe jurisprudentie is. En zodra dat het geval is, hoeft de belastingdienst zo’n ambtshalve bezwaar niet te beoordelen. Dat werd voorgelegd aan de Hoge Raad die op 20 mei 20225 besliste dat het Kerstarrest nieuwe jurisprudentie is, waardoor ambtshalve bezwaar niet mogelijk is.
Maar er kwamen vanuit de praktijk heel veel reacties dat niet alle vragen beantwoordt zijn en dat er nog degelijk andere zaken voor te leggen zijn. Daarover heeft overleg plaats gevonden door het Ministerie met diverse belangengroepen. Het Ministerie heeft een nieuwe regeling voor deze situatie gemaakt, de zogenaamde “massaal bezwaar plus” regeling.
‘Massaal bezwaar plus’ is feitelijk een verzoek ambtshalve vermindering, waar alle niet-bezwaarmakers automatisch aan meedoen. Het proces gaat aldus dat een aantal voorbeeldsituaties worden geselecteerd en beoordeeld. Als deze procedures leiden tot rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers, dan geldt het rechtsherstel ook voor alle Box III -belastingplichtigen die geen verzoek hebben ingediend.
Dit betekent dat het voor niet-bezwaarmakers niet nodig is om een verzoekschrift in te dienen, áls er rechtsherstel komt, dan geldt dit voor alle niet-bezwaarmakers.
8. Het heden
Voor de jaren 2021 en 2022 zal voor veel belastingplichtigen gelden dat de aanslagen 2021 (en uiteraard voor 2022 in ieder geval) nog opgelegd moeten worden óf net opgelegd zijn. Die kunnen dus nog bezwaar maken tegen die aanslag. Let op dat dit binnen 6 weken na de dagtekening van de aanslag gebeurt.
De belastingdienst gaat zelf berekenen welk systeem aantrekkelijker is, het wettelijke systeem of het Rechtsherstel.
Als je alleen spaargeld in Box III hebt is de nieuwe berekening van de Belastingdienst ongeveer gelijk aan jouw werkelijke rendement, dan hoef je dus niets te doen. Het kan in dat geval wel een voordeeltje opleveren als je de toerekening van gezamenlijke posten of de rendementsgrondslag Box III tussen jou en je partner wijzigt en om die reden bezwaar te maakt tegen je aanslag.
Ook als je een hoog vermogen hebt dat voor een aanzienlijk deel uit overige bezittingen (vastgoed, aandelen) bestaat, kan je een voordeel bereiken door de toerekening te wijzigen. Je kunt namelijk voor de éne partner kiezen voor het wettelijk systeem en die veel overige bezittingen toedelen, en voor de andere partner een beroep doen op het rechtsherstel en die de banktegoeden toedelen. Let bij het wijzigen van de toedeling wel op belastingrente.
9. De toekomst – 2023 en volgende jaren
Voor de jaren met ingang van 2023 wil het kabinet het systeem van het rechtsherstel voortzetten tot een nieuw stelsel kan worden ingevoerd. Het kabinet heeft aangegeven dat ze verwacht dat per 2026 te kunnen gaan invoeren.
Voor de jaren 2023 tot 2025 (als het wetsvoorstel wordt aangenomen) gaat het als volgt:
- Splits het box 3-vermogen in drie vermogenscategorieën:
- banktegoeden (waaronder deposito’s en vanaf 2023 ook contanten);
- overige bezittingen (o.a. aandelen, obligaties, opties, beleggingsvastgoed, een tweede woning, vorderingen, cryptovaluta en aandelen in een VvE); en
- schulden.
Bepaal per categorie het rendement, tel die rendementen bij elkaar op tot het totale forfaitaire rendement.
- Bereken het rendementspercentage: het forfaitair rendement gedeeld door de rendementsgrondslag (d.w.z. vóór aftrek van het heffingvrij vermogen).
- Bereken ten slotte het voordeel uit sparen en beleggen: de heffingsgrondslag (d.w.z. de rendementsgrondslag na aftrek van het heffingvrij vermogen) x het berekende rendementspercentage.
- Daarna bedraagt de box 3-heffing voor 2023: 32% van de heffingsgrondslag.
Al met al een ingewikkelde rekensom. Met de voorbeelden hierna wordt het duidelijker.
Het forfaitaire rendement op overige bezittingen is voor 2023 vastgesteld op 6,17%. De forfaitaire rendementen op banktegoeden en schulden worden pas na afloop van 2023 vastgesteld, waarschijnlijk ergens in februari of maart 2024.
10. Wat zijn de gevolgen van dit systeem voor 2023 en volgende jaren?
Het nieuwe systeem betekent dat spaarrekeningen nauwelijks nog worden belast. Aandelen en vastgoed daarentegen worden relatief zwaar belast (belasting ca 2% van de waarde). Schulden geven een aftrek op de te betalen belasting van ca 0,8% van het bedrag van de schuld.
En dan ook meteen het goede nieuws: je kunt je Box III-heffing beperken door het forfaitair rendement te drukken en door de heffingsgrondslag te verlagen. Zie hierna.
11. Voorbeeld 1
Daan en Julia hebben spaarzaam geleefd én een vermogen, op een spaarrekening, tot vorig jaar opgebouwd van € 200.000. Toen hebben ze besloten een vakantiewoning op de eilanden te kopen voor € 300.000. Voor de aanschaf van de vakantiewoning hebben ze € 100.000 van hun spaargeld gebruikt én € 200.000 geleend. Hun vermogen bedraagt na deze aankoop nog steeds € 200.000.
Als ze geen vakantiewoning gekocht zouden hebben, zouden ze € 3 (!) aan Box III heffing moeten betalen in 2023. Maar nu het vermogen naast het spaargeld, uit onroerend goed én een schuld bestaat, gaan ze in 2023 ruim € 1.860 aan Box III heffing betalen!
Is hier nog iets aan te doen? Hoe kan deze heffing worden verlaagd?
Indien Daan en Julia een “Spaar-B.V.” oprichten en hun spaargeld van de bankrekening daar inbrengen, daalt hun vermogen onder het heffingvrij vermogen. Daardoor betalen ze helemaal niets. Een besparing van € 1.860 per jaar (zeg in de jaren 2023-2024-2025).
12. Voorbeeld 2
De ouders hebben hun zoon enkele jaren geleden het bedrag van € 300.000 geleend voor de aanschaf van zijn woning. Zij zijn destijds een rente van 2,5% overeengekomen. Dat was voor beide partijen aantrekkelijk, want de ouders kregen meer rente dan zij op een spaarrekening zouden krijgen én de zoon kreeg een goedkope financiering. De ouders hebben naast deze vordering nog € 75.000 op de bank staan.
Zij gaan in 2023 ruim € 4.100 aan Box III heffing betalen. Dit is zo’n € 1.300 meer dan volgens het oude wettelijk systeem.
Zijn er nog mogelijkheden om deze heffing te voorkomen?
In deze situatie zijn er 2 mogelijkheden om deze belastingkosten terug te brengen.
- Aflossen van de lening.
Indien de zoon bij de bank een lening kan krijgen, dan kan aflossing van de lening van de ouders een mooie optie zijn.
Eventueel kunnen de ouders overwegen de (voor hun zoon de “eigen woning”) schuld voor een deel kwijt te schelden. Indien de zoon nog geen 40 jaar is, kunnen ze nog gebruik maken van de “jubelton” om de schenking zonder schenkbelasting te kunnen doen. Op die wijze is een bank wellicht eerder bereid een financiering te verstrekken.
Indien deze schenking een reële optie kan zijn, dan besparen de ouders ruim € 4.100, omdat zij namelijk over hun banksaldo ad € 275.000, slechts € 5 aan Box III heffing betalen.
- Vordering onderbrengen in een B.V. van de ouders
Indien de ouders een “spaar B.V.” oprichten en daarin de vordering op hun zoon onderbrengen, dan besparen zij eveneens ruim € 4.100, omdat zij met hun resterende Box III vermogen ad € 75.000, onder de drempel van het heffingvrij vermogen blijven.
Let op.
De tijdelijke aanpassing van box 3 heeft ook vervelende gevolgen voor de papieren schenking. Aan de desbetreffende vorderingen zal het hoge forfaitaire rendement voor beleggingen worden toegerekend. Vorderingen vallen onder ‘overige bezittingen’ en niet onder bankrekeningen.
Ouders hebben bijvoorbeeld voor € 500.000 aan Box III-bezittingen en € 200.000 aan schenkingsschulden. In de oude systematiek werd hierbij het forfaitaire rendement toegepast op € 300.000 minus het heffingsvrije vermogen. Een echtpaar is op basis van deze cijfers in 2022
€ 1.888 aan Box III-heffing kwijt. In de nieuwe systematiek komt de heffing op € 6.695 uit.
Let op verkoop eigen woning
Als je je woning hebt verkocht en geleverd en de koopsom staat op 1 januari op de derdenrekening van de notaris is dit (mogelijk) een vordering in plaats van spaargeld, met als gevolg Box III-heffing over een hoog forfaitair rendement (beleggen). De tip is daarom de woning over te dragen op een zodanig moment dat je op 1 januari 2023 óf een woning in bezit hebt (gunstigste optie), óf geld op je rekening.
Eijkelenkamp Belastingadvies
Drs. H.M.M. (Hans) Eijkelenkamp RB
16 december 2022
06 – 533 844 20
Het bovenstaande is geschreven naar de situatie per 15 december 2022.
1 Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 7, blz. 263
2 ECLI:NL:HR:2016:1129
3 ECLI:NL:HR:AA2756
4 ECLI:NL:HR:2022:718
5 ECLI:NL:HR:2022:718